Oeri van Woezik
Lopend naar het toilet in mijn ateliergebouw kom ik onderweg een meisje tegen. Ze loopt een beetje verdwaasd rond.
Hoi, zeg ik, en ze zegt hoi terug. Op de terugweg staat ze nog steeds in dezelfde gang. ‘Mag ik jou iets vragen?’
‘Tuurlijk, geef me je beste vraag!’ grap ik.
Ondertussen bekijk ik haar even goed en besluit al snel dat ze het type Dokter Martens is, moeilijk-moeilijk, vooral voor zichzelf en te lief voor de wereld, net klaar met haar propedeuse aan de academie en denkend dat ze de weg binnen de kunsten kent.
‘Waar is hier de kantine?’
‘Nou, die is boven maar daar is nu niets te krijgen’ antwoord ik.
‘Ohw, ik wil zo graag koffie maar de vriendin die ik aan het helpen ben drinkt geen koffie. Welke kunstenaar drinkt er nou geen koffie?!’
Ik bied aan koffie voor haar te zetten en nodig haar uit op mijn atelier.
‘Oh fijn!’ zucht ze opgelucht alsof de oorlog net is afgelopen. Ze kijkt een beetje rond terwijl ik met het koffiezetapparaat sta te stoeien.
‘Wat doe je?’ vraagt ze oprecht geïnteresseerd.
‘Ik maak ruimtelijk werk, sculptuur monumentaal, de laatste jaren steeds vaker toegepast in interieur, daarnaast ontwerp ik en maak decors voor toneel en film’
Ze denkt even na, kijkt nog een keer rond en concludeert; ‘Maar je bent geen kunstenaar hè?!’
‘Nou, volgens mijn belastingaangifte wel, maar waarom vind jij van niet?’ vraag ik toch een heel klein beetje geïrriteerd.
‘Nou, kunstenaars zijn altijd heel rommelig en hier is het heel opgeruimd.’ En ze vervolgd ‘Een kunstenaar moet los zijn van alle beperkingen en vooroordelen en heeft geen tijd om over opruimen na te denken.’
‘Goh, en denken dat kunstenaars rommelig zouden moeten zijn is geen vooroordeel of beperking?’ kaats ik terug.
‘Nee’ zegt ze, ‘sommige dingen zijn gewoon zo.’
Ik zucht en geef haar de koffie die net klaar is
‘Breng je straks de mok terug?’
‘Doe ik, super bedankt!’
‘Graag gedaan…’